The Divine Life Society
Afdeling Aalst |
IX. HET VERZAKEN
Bovenop een heuvel met uitzicht over de ganse vallei ontmoette ik enkele herders. Ik vroeg hen allerlei inlichtingen nopens de huizen en hun bewoners. Laatst van al kwam ons huis aan de beurt. Van hen vernam ik dat het huis slechts door spoken werd bewoond. "Vroeger woonde er een rijke familie, maar toen de vader overleed misbruikte een bloedverwant een onduidelijke passage in het testament om de erfenis te ontfutselen aan de weduwe en haar kinderen. De zoon is dan vertrokken om zwarte magie te leren. Later heeft hij nog hagelstormen op het dorp afgestuurd en was bovendien oorzaak van heel wat ellende hier in de streek. Daarom durft niemand het huis nog betreden. Het bevat slechts het lichaam van de moeder van de tovenaar en boze geesten. Na het overlijden van de moeder is ook de dochter spoorloos verdwenen."
De toestand was veel erger dan ik had vermoed. Mijn moeder was dood. Mijn zuster verdwenen. Het huis een ruïne. Ik zocht de eenzaamheid nu op en weende bitter. Pas na zonsondergang zocht ik het dorp weer op en keek verbijsterd naar de desolate puinhopen van de eens zo prachtige woning. Ik trad binnen en struikelde over een hoop aarde. Een been kwam bloot. Ik groef er dieper in en vond nog meer beenderen. De povere resten van mijn moeder. Een passage uit het onderricht van mijn Goeroe viel me te binnen. Mijn geest verenigde zich met die van mijn moeder en de heiligen van de Kargyutpa-sekte. De beenderen schikte ik tot hoofdkussen en ik mediteerde zeer helder en diep waardoor ik én mijn vader én mijn moeder verloste. Na zeven dagen en zeven nachten verliet ik deze toestand van samaadhi.
Het besluit lag voor de hand. In dit samsaarische bestaan was nergens iets van blijvende waarde. De overblijfselen van mijn moeder zou ik laten malen, mengen met klei en er miniatuurrelieken mee laten maken, tsha-tshas genoemd (miniatuurstoepas).
Daarna zou ik me terugtrekken in de grot van Dragkar-Taso (grot zo wit als een paardentand) om te mediteren. Ik was vast besloten daar te blijven tot aan mijn dood. Ik nam me tevens voor om zelfmoord te plegen zodra zelfs maar een ambitieuze gedachte in mij opkwam. Ik smeekte de schikgodinnen en Daakinies mijn leven af te breken als mijn geloofsijver mocht verzwakken.
Ik raapte het geraamte van mijn moeder bijeen en ook boeken die ik vond en vertrok. Toch voelde ik een vage angst. Ik herhaalde nog eens wat ik me had voorgenomen:
Gracieuze
Meester, standvastige Marpa,
Zoals gij had voorspeld
Heb ik in mijn geboorteland, oord van bekoring,
Het bewijs gevonden van de vergankelijkheid der dingen.
Alles wat bestaat
Is kortstondig, veranderlijk en onvast
En vooral het wereldse leven is klatergoud
Zonder blijvende waarde.
Gaarne zou ik mijn leven zinvol uitbouwen
Door te zoeken naar de Goddelijke Waarheid.
Toen de vader nog leefde, leefde de zoon nog niet
En toen ik opgroeide, leefde mijn vader niet meer.
En waren wij samen gebleven, dan nog was het stoffelijk voordeel gering.
Daarom wil ik de Eeuwige Waarheid ontdekken
In de grot van Dragkar-Taso.
Daar zal ik mediteren.
Toen mijn moeder nog leefde, was haar zoon ver van haar,
En toen ik terug thuis kwam, was mijn moeder dood.
En waren wij samen gebleven, dan nog was het stoffelijk voordeel gering.
Daarom wil ik de Eeuwige Waarheid ontdekken
In de grot van Dragkar-Taso.
Daar zal ik mediteren.
Toen mijn zuster nog thuis was, was haar broer ver van haar
En toen ik terug kwam, was mijn zuster verdwenen.
En waren wij samen gebleven, dan nog was het stoffelijk voordeel gering.
Daarom wil ik de Eeuwige Waarheid ontdekken
In de grot van Dragkar-Taso.
Daar zal ik mediteren.
Toen de Schriften er waren, werden ze weinig gewaardeerd
En toen de waardering kwam, waren ze door de regen beschadigd.
En had ik ze vroeger ontdekt, dan nog was het stoffelijk voordeel gering.
Daarom wil ik de Eeuwige Waarheid ontdekken
In de grot van Dragkar-Taso.
Daar zal ik mediteren.
Toen het huis nog stevig was, was de meester weg
En toen de meester terugkwam, lag het huis in puin.
En als ze samen waren gebleven, dan nog was het stoffelijk voordeel gering.
Daarom wil ik de Eeuwige Waarheid ontdekken
In de grot van Dragkar-Taso.
Daar zal ik mediteren.
Toen de akkers vruchtbaar waren, was de boer weg.
En de boer kwam terug en vond het veld overwoekerd door onkruid.
En als ze samen waren gebleven, dan nog was het stoffelijk voordeel gering.
Daarom wil ik de Eeuwige Waarheid ontdekken
In de grot van Dragkar-Taso.
Daar zal ik mediteren.
Geboorteland, eigen haard, rijkdom.
Ach, wat is dat alles steriel.
Het zijn slechts zinsbegoochelingen.
Ik wil de Eeuwige Waarheid ontdekken.
Vader Marpa, in alle eenzaamheid ga ik mediteren.
Eerst bracht ik nog een bezoek aan mijn vroegere voogd. Ook die was overleden. Zijn zoon ontving me. Ik vroeg hem de beenderen van mijn moeder te malen en er tsha-tshas van te maken en overhandigde hem de boeken. Verschrikt weigerde hij de boeken, maar beloofde wel tsha-tshas te maken. Ik had al mijn overredingskracht nodig om hem te doen inzien dat mijn beschermengelen hem geen kwaad zouden berokkenen als hij de boeken aanvaardde.
Na de tsha-tshas in een stoepa te hebben geplaatst, wilde ik afscheid nemen, maar de man vroeg me mijn bezoek met enkele dagen te verlengen. Alhoewel ik vol ongeduld was om mijn meditatie te kunnen beginnen, moest ik toch blijven overnachten. Het gesprek ging over mijn jeugdjaren. "Merkwaardig", sprak de man, "vroeger doodde gij uw vijanden door zwarte magie en nu zijt ge een spiritueel man. Ik zie u zelfs nog heilig worden." Hij informeerde naar mijn Goeroe en suggereerde dat ik er goed zou aan doen Zesay te huwen en me hier als Ningma lama te vestigen. Ik wedervoer dat Marpa wel gehuwd was, maar vooral met het doel zich beter te kunnen inzetten voor anderen. Hem hierin na-apen zonder volledig van zijn geest te zijn doordrongen zou veeleer lijken op de haas die de sprong van de leeuw ontvlucht. Bovendien voelde ik hoegenaamd geen behoefte aan een werelds leven. De essentie van het onderricht dat ik had gekregen, wees telkens weer in de richting van een meditatief leven in eenzaamheid. Het welzijn van alle wezens was mijn voornaamste doel en op die manier kon ik mijn verwanten bevrijden en er zelf blijvend voordeel door hebben. De ruïnes van mijn ouders huis en de schaarse resten van hun bezit hadden mij voorgoed genezen van de ijdele glans der aardse bezittingen. Alleen het kluizenaarsleven had voor mij een diepe betekenis. Luister naar deze hymne:
Marpa, u
ben ik voor alles gehoorzaamheid verschuldigd,
Zuiver mij van alle aardse verlangens.
Ach ongelukkige,
Die u vastklampt aan aards bezit,
Met diep verdriet denk ik aan u.
En mijn smart is nog groter als ik merk
Waar gij allemaal waarde aan hecht.
Gij draait en keert tot gij in de hel belandt.
Voor hen die het karma in het hart heeft geraakt,
Is de enige juiste richting die van de Eeuwige Waarheid.
Dorje-Chang, geef deze arme bedelaar
De kracht zich volledig te geven in eenzaamheid.
De gastheren die door deze bedrieglijke schijnwereld dwalen,
Moeten nodig in het hart worden bewogen.
Want in de graslanden waar mijn schapen, geiten en vee grazen,
In de heerlijke vlakte van Goengthang
Zwerven kwade geesten.
Het is het beeld van al dat bedrog
Dat mij een contemplatief leven doet kiezen.
Mijn huis met vier zuilen en acht pilaren, prachtig gebouwd,
Leek de muil van een leeuw.
De vierhoekige torens, de acht pilaren en de nok
Lijken nu meer op ezelsoren.
Het is eveneens een beeld van bedrog
En het doet mij een contemplatief leven kiezen.
Mijn veld, Driehoek van Worma, destijds uiterst vruchtbaar,
Is nu door onkruid overwoekerd.
Mijn neven, verwanten en vrienden
Zijn me vijandig gezind.
Het is dat beeld van bedrog
Dat mij een contemplatief leven doet kiezen.
Mijn goede vader, Mila-Shergyal, is heengegaan.
Er bleef van hem geen spoor.
Van mijn lieve moeder, Nyang-Tsa-Kargyen,
Bleef slechts een hoopje gebleekte beenderen.
Dat beeld van bedrog
Heeft mij een contemplatief leven doen kiezen.
Mijn voogd en huispriester Koenchog-Lhaboem,
Dient nu andere meesters.
Mijn heilige boeken, de schat van de Wet,
Dienden tot schuilplaats voor ratten en tot nesten voor vogels.
Dat beeld van bedrog
Heeft mij een contemplatief leven doen kiezen.
Mijn buurman en oom Yoeng-gyal
Staat ook aan de zijde van mijn vijanden
En mijn enige zuster, Peta-Gön-kyit,
Is verdwenen en niemand weet waarheen.
Al die beelden van bedrog
Hebben mij een contemplatief leven doen kiezen.
O Heer, geef uw arme discipel de kracht
Zich volledig te geven in eenzaamheid.